Wie geen nee kan zeggen is vaker de pineut. Er zijn dan altijd wel goedwillende collega’s die niet door hebben dat ze teveel bij je neerleggen of slecht willende collega’s die je voor hun karretje spannen. Onderzoek laat zien dat mensen die geen nee kunnen zeggen, vaak lager presteren. Kun je geen nee zeggen, dan heb je immers minder tijd voor je eigen werk en word je ook vaker afgeleid van je werk. Dit leidt niet alleen tot lagere prestaties, maar kan ook leiden tot meer stress en mogelijk zelfs burn-out. Maar ondanks dat nee zeggen zo belangrijk is, is het niet de meest natuurlijke reactie voor mensen.
Waarom nee onnatuurlijk is
Voor onze voorouders was overleven afhankelijk van wederkerigheid. Ik help jou, jij helpt mij en zo kunnen we samen beter overleven. Nee zeggen wanneer iemand je om hulp vraagt, is in die context zo ongeveer het stomste wat je kunt doen. Zeg je nee, dan neemt de kans toe dat je zelf tegen nee aanloopt wanneer jij hulp nodig hebt. Niet alleen nee van degene die je zelf eerst nee verkocht, maar ook van iedereen die gehoord heeft over je asociale gedrag. Nee zeggen is geen optie. Er is echter een belangrijke uitzondering.
Wederkerigheid is afhankelijk van sociale sancties. Elke samenwerking kampt met het probleem van freeriders: mensen die wel nemen, maar niet geven (de nemers). Om er voor te zorgen dat nemers geen kans krijgen en de samenwerking gezond blijft, moeten nemers worden afgestraft. Roddel speelt hier een belangrijke rol. Wanneer iemand je nee heeft verkocht zal iedereen weten wat een aso het is. Roddel zorgt er voor dat de nemers worden uitgesloten. Om wederkerigheid te laten werken is het zo belangrijk nee te zeggen tegen nemers. Nee zeggen doen we zo vanuit een negatieve intentie.
Een beperkt aantal diersoorten past het principe van wederkerigheid toe om overlevingskansen te verhogen, zoals vampiervleermuizen. Wie geen bloed heeft kunnen zuigen, kan bij soortgenoten terecht.
Ja in de moderne context
In moderne organisaties is de situatie radicaal anders. Ten eerste hebben we niet met de kleine groepen van onze voorouders te maken, maar met honderden, zo niet duizenden collega’s. Hierdoor wordt het praktisch onmogelijk tegen iedereen ja te zeggen. Belangrijker is echter dat er is geen gemeenschap is op basis van wederkerigheid. Collega’s concurreren vaak met elkaar, bijvoorbeeld om leuke klussen of promotie (voor elke stap omhoog zijn immers minder plekken). Daarbij ontstaan vaak tegenstrijdige belangen door systemen als tijd schrijven en individuele targets. Een ander helpen gaat daardoor ten koste van jezelf. Iemand die in deze situatie zijn of haar instinct volgt, is vaak de pineut.
Een standaard oplossing voor dit probleem is een cursus assertiviteit: leren nee zeggen en grenzen stellen. Aardiger worden mensen er niet van, ik krijg vaak een gevoel van vijandigheid bij mensen die zo’n cursus hebben gevolgd. De oorzaak van deze negatieve bijsmaak ligt mogelijk in de evolutionaire wortels van nee zeggen. Nee zeggen is zoals we zagen iets negatiefs, biologisch hangt het samen met boosheid en straffen. Vaak roep je ook bijna automatisch die negatieve emotie bij jezelf op om nee te kunnen zeggen. Dit draagt uiteraard ook niet bij aan de onderlinge verhoudingen. Ja zeggen is veel leuker, daar wordt iedereen (in ieder geval op de korte termijn) blij van. Daarbij blijkt iemand helpen ook nog eens een van de meest effectieve manieren om positieve emoties bij je zelf te versterken. Ja zeggen maakt iedereen gelukkig.
Beter geven
In onderzoek van hoogleraar psychologie Adam Grant (bekend van het boek Give and Take) bleken het de ja-zeggers (de givers / gevers) bij de laagste presteerders te zitten. Maar Grant vond ook 'givers' bij de hoogste presteerders. Wat was het verschil tussen deze twee groepen ja-zeggers? De hoge presteerders waren realistisch in ja zeggen. Hun uitgangspunt was ja, maar wanneer ze ontdekten dat iemand een ‘nemer’ (taker) is, stopten zij met geven. De lage presteerders zeiden daarentegen tegen iedereen ja, waardoor zij ook een doelwit van ‘nemers’ werden.
De weg naar productiviteit en geluk ligt zo niet in beter nee leren zeggen, maar in beter ja leren zeggen. Geven is een goede basishouding. Wederkerigheid werkt ook alleen maar wanneer mensen in de basis behulpzaamheid zijn. Anderen merken deze houding op en mensen reageren hier in de regel positief op. De echte nemers zijn uiteindelijk maar een minderheid van mensen, geen reden dus om niet behulpzaam te zijn. Maar ook een reden om niet naïef te zijn.
Twee algemene tips:
De vijf minuten regel: kun je iemand in vijf minuten helpen, doe het!
Kost het meer tijd dan je hebt, neem de ander mee in je beslisproces (wat je ruimte is en overwegingen zijn). Zo is het ook duidelijk dat jij zoekt naar een oplossing en er positief in staat.
Hoe weet je of iemand een ‘nemer’ is? Het belangrijkst is ervaring en ervaring doe je alleen op door ja te zeggen. Soms kun je het voorspellen (hier word je steeds beter in), soms moet je gewoon leergeld betalen. Vaak merk je het wanneer je iemand meeneemt in je beslisproces. Wanneer iemand drammerig is en duidelijk geen rekening wenst te houden met jouw belang, is de kans groot dat het een ‘nemer’ is. Jammer genoeg wordt dit type gedrag tegenwoordig vaak ook als assertief, ambitieus of proactief bestempeld.
Comments